Literaire vrouwen aan de macht?

De longlist van de Libris Literatuur Prijs is net bekend gemaakt. Vier van de achttien genomineerden is vrouw, dat is 22%. Een van de achttien is een transgender man. Twee zijn niet wit. Dat lijkt wel erg op mijn berekeningen over de literaire prijswinnaars van de afgelopen jaren, schreef ik op Twitter. In eerste instantie wilde ik mijn mijn proefschrift laten zien dat vrouwelijke literaire auteurs nog niet gelijkelijk erkend worden. Ze zijn er wel, maar bij elke stap ‘omhoog’ op de literaire ladder verdwijnen ze, was mijn theorie.

De cijfers

De cijfers waren lastig te krijgen, maar mede dankzij de Lezeres des Vaderlands, de Koninklijke Bibliotheek – die lijsten van gepubliceerde romans met NUR-code leverde – en cijfers van het CBS kon ik een beeld schetsen van de eerste treden. Daarnaast telde ik het aantal prijswinnaars van de AKO/ECI Literatuurprijs en de Libris Literatuurprijs in de periode 2007-2012. (De plot is in het Engels, want dat is mijn proefschrift ook.)

Barplot stappen van de literaire ladder - vrouwen verdwijnen bij elke stap omhoog.
Barplot stappen van de literaire ladder in de periode 2007-2012 – vrouwelijke auteurs verdwijnen bij elke stap omhoog, tot ongeveer 25% vrouwelijke winnaars van de AKO/Libris. *Dit percentage geldt ook voor de periode 2007-2016.

Dit bevestigde mijn vermoedens: er zijn veel professionele vrouwelijke auteurs, maar ze worden minder vaak gepubliceerd onder de vlag van ‘literaire roman’, vervolgens worden ze ook nog eens minder vaak gerecenseerd, dan nog minder genomineerd en aan het eind nog weer ietsje minder vaak bekroond.

Verandering komt eraan

Hiermee stapte ik naar mijn begeleiders. Een van hen reageerde met: “Maar het staat nu toch op het punt om te veranderen? Er is zoveel aandacht voor in de media?” Had hij gelijk? Ik besloot verder te kijken.

Allereerst zocht ik in de literatuur. Daarin vond ik dat ‘de opmars van de vrouwelijke auteur’ al zeker eeuwen bejubeld dan wel bekreund wordt. Een criticus uit de achttiende eeuw noemde zijn tijdperk “de eeuw van de vrouw”, omdat vrouwelijke auteurs zo succesvol waren. Hun werk wordt helaas nauwelijks overgeleverd, omdat de genres die zij beoefenen als weinig literair worden bezien door hedendaagse critici (zie bijvoorbeeld Lisa Kuitert’s Het Debacle van Een Negentiende-Eeuwse ‘vrouwenreeks’. Bibliotheek van Nederlandsche Schrijfsters). Erica van Boven beschrijft in haar Een hoofdstuk apart hetzelfde voor begin twintigste eeuw: vrouwelijke auteurs rond 1900 worden vrij regelmatig gerecenseerd, maar als er selecties voor het nageslacht moeten worden gemaakt, dan verdwijnen ze.

Ook recenter blijft de opmars van de vrouwelijke auteur gesignaleerd worden. In 1999 (toch alweer bijna 20 jaar geleden), roept Ben Haveman in De Volkskrant dat de opmars van vrouwelijke auteurs door de opkomst van de boekenclub niet meer te stuiten is, niettegenstaande de lage kwaliteit van hun werk. En in 2014 doet Saskia de Coster ongeveer hetzelfde, maar dan met een positieve insteek: “Mannen, wees gewaarschuwd, vrouwelijke schrijvers rukken op!” Als de opmars van vrouwelijke auteurs continu ophanden is, dan lijkt me deze wel zeer traag verlopen sinds de achttiende eeuw, gezien het aandeel van ongeveer een kwart vrouwen in de recente literaire prijswinnaars.

Maar vooruit, misschien is die kwart wel een grote vooruitgang in de recente geschiedenis. Dus telde ik ook nog vanaf het begin van de oprichting van vier grote en prestigieuze Nederlandstalige prijzen het aantal vrouwelijke winnaars. Het gaat om de ECI Literatuurprijs (voormalig AKO), de Libris Literatuur Prijs, de inmiddels ter ziele gegane Fintro Literatuurprijs (voormalig Gouden Uil) en oevreprijs P.C. Hooftprijs. Per decennium keek ik hoeveel vrouwen en mannen er wonnen. Ik moet wel de kanttekening maken dat pas sinds 1995 alle vier de prijzen bestaan, dus het eerste decennium beslaat alleen de P.C.Hooftprijs, 1988 start de AKO, en in 1994 en 1995 komen resp. de Libris en de Gouden Uil erbij. (De plot met de losse jaren en alle prijzen apart komt in mijn proefschrift te staan.)

barplot winnaars v en m van afgelopen vier decennia. V winnaars resp 37.5, 22,2, 2.5 en 22.5%.
Percentages vrouwelijke en mannelijke prijswinnaars van de AKO/ECI, Libris, Fintro/Gouden Uil en de P.C. Hooftprijs sinds het ontstaan van de laatste in 1978. De Gouden Uil kwam er als laatste bij in 1995. Het hoogste percentage in de eerste periode te vinden; van 1988-2007 won nauwelijks een vrouw.

Uit deze ontwikkeling vind ik het lastig vooruitgang te signaleren. En dan heb ik het nog niet eens over niet-witte winnaars. Dat zijn er zo weinig dat je nauwelijks balkjes krijgt te zien als je de percentages plot. Niet-wit en vrouw? Dan ben je helemaal het haasje – ik vond er geen een de afgelopen veertig jaar (laat het me weten als ik me vergis) alleen Astrid Roemer won eens, de P.C. Hooftprijs in 2016. Het is bovendien opmerkelijk dat in de periode nadat Haveman de onstuitbare opmars van de vrouwelijke auteur benoemde, van 2001 tot en met 2007, dus acht jaar lang, geen enkele vrouw een van deze vier prijzen won. En vorig jaar, in 2017, won opnieuw geen enkele vrouw, alleen mannen. En dat terwijl ik zo’n goede hoop had op de ECI-prijs, met 50% mannelijke en vrouwelijke juryleden. Maar ik had het kunnen weten: uit mijn onderzoek blijkt ook dat vrouwen toevoegen bij literaire beoordelingen niet de oplossing is, daar post ik later nog over.

Ik zou zeggen: we kunnen gendergelijkheid pas voorzichtig gaan afroepen als we zien dat een decennium lang 50% vrouwen en 50% mannen gewonnen hebben. Die kans acht ik echter voorlopig niet erg groot. Het gevaar van de aanname dat het nu wel vanzelf beter gaat worden, met al die aandacht, is dat we gaan zitten afwachten. Of nog erger: dat er een backlash komt met alle paniek over #metoo en al die vrouwen die ineens allemaal dingen eisen, en we weer acht magere jaren krijgen. En wie weet hoe lang het dan duurt voordat we dat gendergelijke decennium bereiken? Kortom: als we verandering willen, dan moeten we die gaan veroorzaken.

Noot 1.

Voor de critici die nu gaan roepen dat vrouwen gewoonweg niet goed genoeg schrijven, of dat het toch om Literaire Kwaliteit moet gaan, zie alvast deze post. In mijn proefschrift kom ik met nog veel meer (computer)analyses om te laten zien dat idee op vooroordelen berust.

Noot 2.

Ik gebruik de literaire prijs als het hoogst haalbare hier, dat is uiteraard niet helemaal terecht, want canonisatie (opname in schoolboeken, academische curricula, bloemlezingen) is nog prestigieuzer. Maar aangezien canons fluctueren, en mijn onderzoek over een heel recente periode gaat, is dit het best bruikbare materiaal. Ik selecteerde geen debutantenprijzen, omdat ik wil zien welke auteurs gevestigd raken — de kans op overgeleverd worden, is dan groter.

Noot 3.

Met dank aan Kila van der Starre die me wees op Astrid Roemers winnen van de P.C. Hooftprijs.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *